Fort bij de Goudse Sluys
In het rampjaar 1672 gebeurde er van alles bij het Fort dat met regelmaat ‘hooft-quartier’ was van de Staatse troepen bij de Goudse Sluys in Alphen.
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was in oorlog met de Engelsen en Fransen aangevuld met de huurlingen van de bisdommen Münster en Keulen. En dat waren heel duidelijk geen lieverdjes. De Engelsen vormden marintiem de bedreiging maar gelukkig stelden Michiel de Ruyter en Cornelis Tromp orde op zaken in een aantal zeeslagen.
Hollandse oorlog
De Republiek was verzeild geraakt in de Hollandse Oorlog. De Fransen wilden uitbreiding van hun territorium met inlijving van de Zuidelijke Nederlanden tot de Neder-Rijn. Via het oosten bij Lobith kwamen de vijandige gevechtseenheden de Republiek binnen en na negen dagen was Utrecht al ingenomen. Feit was wel dat legerleider in Staatse dienst, Johan Barton de Montbas, met zijn troepen de stellingen langs de Rijn verliet waardoor de Fransen vrij spel hadden. Kreeg daarvoor de doodstraf door ophanging, ontsnapte en liep over naar de Fransen.
Als vervolgens de troepen van Lodewijk XIV met Montbas in de gelederen Woerden bezetten om als uitvalsbasis te dienen naar het westen wordt het onrustig in de Hollandse steden. De grootste veldslag op Hollandse bodem vond plaats bij Fort Kruipin ten noorden van Woerden. Het plan was om de vestingstad weer in Staatse handen te krijgen. Maar de strategie mislukt waardoor vele krijgers uit beide kampementen het leven lieten.
Malaria
Amsterdam en Gouda vrezen en de stad Leiden was benauwd dat na 100 jaar vrijheid opnieuw een beleg zou kunnen plaatsvinden. Ze wisten dat het doel van de bezetter was om Den Haag in te nemen en alles plat te branden. Geen muur mocht overeind blijven staan. Leiden, maar ook andere steden, waren net in de voorgaande jaren bevrijd van een hele vreemde ziekte die leek op de Zwarte Dood, de Pest. In Leiden overleed 12% van de bevolking en dat was aanzienlijk lager dan de pestepidemie rond 1635 toen 30% van de inwoners overleed. Symptoom was uitermate hoge koorts en zelfs bij de Universiteit sloeg deze ziekte hard toe en overleed in een kort tijdsbestek maar liefst acht professoren. Later werd vastgesteld dat deze vreemde ziekte malaria of vlektyfus was. De populatie van de stad Leiden herstelde zich snel tot 70.000 inwoners. Dat kwam doordat de gemeenschap vanwege de oorlogsdreiging vele ‘Buitenpoorters’ opnam.
Pamfletten
De kracht van de vermenigvuldiging via de drukpers was in die periode van doorslaggevend belang. Alhoewel net als nu er ook vaak nep nieuws werd verspreid. Feit was wel dat het ‘Pamflet’ in Holland de berichtgeving over de oorlog met de Fransen in tekst en beeld weergaf. Veelal met heel kundig gemaakte gravures. Het bezorgde volk wilde de stand van zaken weten want steeds meer mensen konden lezen en schrijven. Later speelde Prins Willem de Derde daar op in om de gruweldaden van de Fransen in Zwammerdam en Bodegraven gepleegd in geheel Europa te verspreiden. Mede daardoor werden de Fransen een gehaat volk.
Vermoord
Onrust en verdeeldheid in de Universiteitsstad met politiek getinte opstootjes. Burgerwachten werden gevormd met versterking van grote aantallen studenten die de hoger gelegen wallen en poorten controleerden. De gebroeders De Witt werden in Den Haag vermoord en Prins Willem III van Oranje-Nassau werd Stadhouder en hoofd van het landleger. Oogstte met dat laatste in eerste instantie niet veel succes maar wist dat goed te verbloemen. Was daarentegen wel een Staatsman met allure en dat al op jonge leeftijd.
Oude Hollandse Waterlinie
In de steden ronselden trommelaars soldaten met uitzicht op een fortuinlijke bezoldiging. Er waren in feite veel te weinig krijgsmannen doordat er lange tijd vrede was. De steden moesten gelden vrijmaken om dit te kunnen bekostigen.
Wel vergelijkbaar met het heden maar het betekende in die tijd het einde van de welvaart welke de Gouden Eeuw met zich meebracht. Kader was er wel en in onze regio waren dat Kolonel Pain et Vin en Graaf von Königsmarck. De Oude Hollandse Waterlinie werd nagelopen en waar nodig in gereedheid gebracht.
Forten en schansen werden gebouwd of verstevigd. De meest westelijke is het Fort bij de Goudse Sluys ter bescherming van Alphen en Leiden op de strategische kruising van Rijn, Aarkanaal en Gouwe waar in november 1672 in de Rijn een dam werd aangelegd. De schans Altelaat bij de Ziende en Rijn in Zwammerdam en tussen Bodegraven en Nieuwerbrug tussen de enkele en dubbele Wiericke ook een Prinselijk hoofdkwartier met schansen en forten. Ook daar werd later een dam aangelegd om juist het water in de Rijn op hoog niveau te houden om later de landerijen onder water te zetten.
Burgerwachten
Op de meeste forten waren naast militairen ook burgerwachten actief om de snode plannen van de tegenstander voor te zijn en Holland te verdedigen. Zo ook bij Fort de Goudse Sluys. In Leiden werd onder leiding van Carel Crusius en Carel Heidanus een burgerwachtpost in het leven geroepen. Ook de 21-jarige Jan Alensoon stond paraat. Werd vaandrig en diende bij het korps onder kapitein Andries van Groenendijck. Deze compagnie bewaakte in de maand juli het fort aan de Goudse Sluys en werd tevens ter inspectie naar de Ziende tussen Zwammerdam en Woerdense Verlaat gestuurd. De compagnie werd eind juli teruggeroepen naar Leiden.
Gouden penning
Jan Alensoon was karmozijnverver en stond sinds zijn 13e jaar ingeschreven als student bij de Leidse Universiteit. Dat feit gaf aanzienlijke privileges en daarnaast was de familie niet onvermogend. De lakenindustrie en het kleuren met de specifieke rode kleur stond kwalitatief op hoog niveau en dat leverde veel handel op.
Iedereen van de wacht werd na afloop volgens de overleveringen rijkelijk beloond echter Jan Alensoon vond soldij overbodig. De visie van hem was dat het zijn burgerplicht was om zich ten dienste te stellen om zijn vaderland, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, te verdedigen. En dat was zeker een edelmoedige uitspraak.
Voor zijn inzet en opstelling kreeg vaandrig Jan Alensoon van de Leidse burgerij een gouden penning voorstellende de Goudse Sluys met inscriptie.
‘Penning voor gagie van J. Alensoon, vendrigh onder Capt. Andries van Groenendijck met het vers: Soo loont Gouwsluis met gout, voor burgertrouw en wagten, Tot welstant en behout, Gevaers gewaek veel nagten’.
Inundaties
Holland stond op het spel en het werd hoog tijd om in te grijpen. De steden en boeren waren bezorgd en gingen schoorvoetend akkoord om het water de polders in te laten stromen. De inundaties werden door Prins Willem III bekrachtigd en ondermijning werd met de dood bestraft.
De Oude Hollandsche Waterlinie kwam in werking. Het westen hield de bezetter vast in Woerden vanwege de ondergelopen landerijen want tussen Muiden en Gorinchem waren de polders onder water gezet. Alleen de hoger gelegen dijken waren nog zichtbaar in de watermassa.
Huysluyden
Halverwege december zakte het kwik onder nul maar de vorst zette niet door. Molens maalden dag en nacht om juist het ijs onbetrouwbaar te maken. De Staten van Holland hadden in het geheim besloten om via de Enkele Wiericke de landerijen ten oosten van de Gouwe te inunderen.
Tijdens de Kerst ging het echter wel hard vriezen met een straffe koude oostenwind. Het Franse opperbevel onder leiding van Hertog van Luxemburg ging in de nacht van 27 december met een groot leger van 8000 man over het ijs op pad richting Zegveld. Het doel was het bestuurlijk centrum van de Republiek in Den Haag.
Het puur Hollandse weer veranderde en sneeuw en dooi zorgde ervoor dat de gouverneur van Utrecht al de helft van zijn manschappen had verspeeld. Meije werd bereikt en op de weg langs de Ziende richting Zwammerdam kwamen de ‘Huysluyden’ in actie. Vier compagnieën boeren en burgers uit Aarlanderveen, Zevenhoven en Nieuwkoop die hun territorium met succes wisten te verdedigden.
Damme en Boreft volledig uitgemoord
Voorbij Zwammerdam op weg naar Alphen liep de aanval vast. Vooruitgestuurde troepen van het fort aan de Goudse Sluys alsmede vitaliteit, koude en de te geringe mankracht aan Franse zijde luidde de aftocht in.
Op de terugtocht werden Zwammerdam en Bodegraven volledig in de as gelegd en er werd verkracht en gemoord. Niets werd gespaard maar de Fransen moesten via de dijk langs de Rijn naar Nieuwerbrug de schansen met Staatse troepen passeren. Dat betekende wel dat de beestachtige krijgers zonder moreel volledig in de val zouden lopen.
Forten en schansen verlaten
Maar niets was minder waar want de schansen lagen er verlaten bij en de Fransen bereikten zonder problemen Woerden en Utrecht.
Kolonel Pain et Vin vertrok bij de Franse aanval met zijn troepen van Nieuwerbrug naar Gouda en Graaf von Königsmarck (bovenstaande gravure) uit Bodegraven via Alphen naar Leiden. Deze laatste werd bij aankomst met zijn manschappen direct teruggestuurd want op de hoger gelegen schansen en stadspoorten had men Zwammerdam en Bodegraven zien branden. Er was alleen geen redden meer aan toen de troepen daar weer aankwamen.
Krijgsraad en terechtstelling op Fort de Goudse Sluys
Rond de jaarwisseling werd Kolonel Pain et Vin gearresteerd en in Alphen vastgezet in het Fort aan de Goudse Sluys in afwachting van zijn voorgeleiding aan de krijgsraad te velde. Cornelis Tromp kwam op 1 januari 1673 via Leiden met een sloep naar Alphen waar ook een onderhoud plaatsvond met de Prins die een dag eerder uit Breda arriveerde. Ook andere hooggeplaatste krijgsheren van de Republiek voegden zich daarbij.
In eerste instantie werd de 46-jarige Pain et Vin tot een levenslange celstraf veroordeeld maar de Prins nam daar geen genoegen mee. Moest en zou een politiek zondebok vinden en dat was Pain et Vin op basis van artikel 54 van de Militaire Ordonnantie. De onthalsing vond met drie zwaardslagen plaats in het Fort aan de Goudse Sluys op 23 januari 1673 en het lichaam werd begraven in de Goudse Sint-Janskerk. Deze onthoofding hield de gemoederen wel bezig. De legereenheden toonden meer discipline en moed maar een stukje miscommunicatie tussen de legerleiding kostte Moïse Pain et Vin wel de kop. Hij hield tot zijn laatste moment vol dat zijn opdracht was om de schans te verlaten en naar Gouda te vertrekken. Moïse Pain et Vin was ervan overtuigd zijn opdracht naar eer en geweten te hebben uitgevoerd maar geen van de magistraten uit Gouda bevestigden dat bevel.
Zondebok
Als zondebok geslachtofferd zonder dat andere hooggeplaatste officieren een veroordeling of berisping kregen was wrang.
Het vonnis werd mede ondertekend door de Leidse kapitein Andries van Groenendijck die enkele maanden eerder het Fort aan de Goudse Sluys verdedigde en burgemeester Cornelis de Lange van Gouda die tevens lid was van de Admiraliteit van Amsterdam. Enig eerherstel volgde wel door in Nieuwerbrug een Fort naar hem te vernoemen. De Zweedse Graaf Kurt Christoph von Königsmarck, die de dans toen ontsprong met de terugtrekking uit Bodegraven, kwam bij de inname van Bonn, in oktober 1693 om het leven.
Vrede
Het Hoofdkwartier in Alphen aan de Goudse Sluys werd in 1673 in opdracht van de Staten van Holland verbouwd en uitgebreid om de grote troepenmacht onderdak te verschaffen. Vaak werden met name matrozen doorgestuurd naar Amsterdam om daar onder leiding van Isaac Sweers de stad te verdedigen.
Daarnaast was de toename onder de bevolking fors. Burgers, boeren en -knechten wilden meevechten om de Fransen te verslaan.
De finale was de Zeeslag bij Texel/Kijkduin dat een klinkende overwinning werd voor De Ruyter en Tromp. Wel kwam viceadmiraal Isaac Sweers hierbij om het leven.
Met de ondertekening van de Vrede van Nijmegen in 1678 kwam er een eind aan deze Hollandse oorlog waarbij de Oude Hollandse Waterlinie van levensbelang was. Het beschermde Holland tegen de snode plannen van Lodewijk XIV.
En in Alphen aan den Rijn bij de kruising van vaarwegen aan het eind van de Gouwsluisseweg staan nu nieuwe woningen op de grondvesten van het hooft-quartier waar het hoofd rolde.